In gesprek met Renata Bruinsma, stadsecoloog bij gemeente Weert
Steeds meer maatschappelijke organisaties in Nederland hebben de behoefte aan bewegingsopbouw, maar: hoe doe je dat? De methodiek van organizing biedt veel mogelijkheden. Maar een goede organizer word je niet zomaar! Met hun organizing-opleiding helpt het Lowlander Project mensen om organizing te integreren in hun werk. Een van de oud-deelnemers aan deze opleiding is Renata Bruinsma, stadsecoloog bij gemeente Weert. Een stadsecoloog houdt zich bezig met alle soorten planten en dieren die in de stad voorkomen. Stadsecologie is ook van belang voor de leefbaarheid van de mensen die in een stad wonen: groen is tenslotte goed voor hun welzijn.
Renata, hoe ben je precies als stadsecoloog bij de gemeente Weert terechtgekomen?
“Vanuit mijn studie ben ik eerst een baan in de ecologie ingerold, waar ik veel met mijn handen aan het werk was en adviezen moest geven. Deze baan paste uiteindelijk niet goed bij mij, en daarom ging ik mij steeds meer bezighouden met educatie. Ik vertelde studenten bijvoorbeeld hoe ze concreet met biodiversiteit aan aan de slag konden gaan. Maar ik miste het toch om daar zélf mee bezig te zijn. De vacature van stadsecoloog bij de gemeente Weert kwam dus op het juiste moment. In deze baan heb ik meer het gevoel dat ik mijn steentje bijdraag. Verder merk ik dat werk en privé elkaar regelmatig overlappen, omdat ik me privé ook veel bezighoud met biodiversiteit. Zo ben ik hierin actief in mijn eigen gemeente, Roermond, en probeer ik ervoor te zorgen dat de school waar mijn kinderen naartoe gaan er ook mee aan de slag gaat. In mijn werk probeer ik ervoor te zorgen dat de gemeente én de inwoners zich inzetten om de biodiversiteit te bevorderen. Verder is het mijn taak om beleidsregels op te stellen, zodat mijn collega’s zich er ook aan gaan houden en ik er niet alleen voor sta. Als je iets voor elkaar wil krijgen, moet je toch al snel bezig zijn met beleidsstukken.”
Er alleen voor staan – ben jij dan de enige stadsecoloog?
“Ja, ik ben de enige ecoloog binnen de gemeente. Ik heb wel collega’s die een beetje binnen het vakgebied vallen, die zich bijvoorbeeld bezighouden met klimaat en landbouw, maar zij hebben geen specifieke kennis van ecologie. In grotere gemeenten werken vaak wel meerdere stadsecologen, bijvoorbeeld in Amsterdam. De stadsecologen van verschillende gemeentes hebben onderling ook contact met elkaar. Ik zit in het bestuur dat daarvoor zorgt.”
En heb je het idee dat de Lowlander-opleiding je heeft geholpen bij je werk?
“Zeker! Ik ben de opleiding gaan volgen omdat ik in mijn beleidswerk ook met politiek bezig ben. Ik merkte bijvoorbeeld dat er veel aandacht voor biodiversiteit was wanneer we een actie hadden lopen, maar dat die aandacht na afloop weer enorm afzwakt. Het leek mij dus goed om meer te leren over continuïteit en hoe je die vasthoudt. Job liet me zien dat de opleiding hierbij kan helpen. Vanuit de opleiding heb ik een plan van aanpak opgesteld om het NK Tegelwippen te gebruiken als springplank om groene ambassadeurs in Weert bijeen te brengen als groep. Vanuit deze groep kunnen anderen gemotiveerd worden om Weert verder te vergroenen en daarmee iets moois te doen voor biodiversiteit. Voordat wij hiermee aan de slag gaan, willen wij vanuit de gemeente eerst zelf het goede voorbeeld geven door de openbare ruimte verder te vergroenen. Op deze manier kunnen wij inwoners inspireren dit zelf te doen. Vanuit het goede voorbeeld kunnen wij inwoners verder oproepen zelf te ontstenen en te vergroenen.”
Een mooi voorbeeld bij de les dat je eigen omgeving van grote invloed is bij bewegingsopbouw, en dat je flexibel moet zijn met je strategie. Van welk deel van de opleiding zou je zeggen dat je het meeste heb geleerd?
“Het eerste waar ik op kom, is eigenlijk het ‘koffiedrinken’. De opleiding besteedt veel aandacht aan hoe het werk ‘aan de voorkant’ je succes maakt of kraakt. In de gemeente zitten we vooral achter het beleid aan en zijn we meestal niet zo in gesprek met de inwoners, maar deze gesprekken kunnen juist enorm belangrijk zijn! De sleutel is: veel met elkaar om tafel, en heldere afspraken maken. Hierbij is storytelling van belang. Toch merkte ik in de praktijk dat je ook goed moet opletten wat je doelgroep is wanneer je aan storytelling doet, want niet bij iedereen werkt dezelfde pitch. Zo hadden we tijdens de opleiding een pitch uitgewerkt die we op het einde aan elkaar vertelden. Bij mijn pitch hoorde ook een stukje zang. Later hield ik dezelfde pitch voor anderen, maar daar sloeg deze heel verwisselend aan. In het vervolg is meer maatwerk in afstemmen op de verschillende doelgroepen nodig om het verhaal goed over te brengen; het is ook vallen en opstaan.”
Comments